menu

Textielonderneemster Julie Lietaer: ‘Met bosjes planten alleen gaan we het niet halen’

Blog 01.06.2021

TOM MICHIELSEN 01 juni 2021 21:01

Al ziet ze nog veel conservatisme in de textielsector, de tijd dat de jonge onderneemster Julie Lietaer alleen stond in haar missie om die duurzamer te maken is voorbij. ‘Tegen 2050 zijn alle textielproducten in de wereld duurzaam en circulair, hoop ik. We mogen ambitieus zijn, hè?’

In de fabriek van European Spinning Group in het West-Vlaamse Spiere-Helkijn galmt een oorverdovend lawaai. Bijna roepend door haar mondmasker leidt Julie Lietaer ons langs tientallen machines die uit lange vezelslierten garens spinnen. Voor een buitenstaander lijken alleen de kleur en de dikte van de garens op de bobijnen te variëren. In werkelijkheid gaat het om diverse soorten in polyester, acryl, katoen, viscose, enzovoort voor het weven en breien van tapijt, kleding, meubelstoffen, gordijnen en technisch textiel.

‘Dit is een garen dat we spinnen van gerecycleerde jeansstof met #hackyourjeans’, zegt Lietaer. In het magazijn duwt de jonge textilienne, die samen met haar vader het familiebedrijf leidt, ons een pluk vezels in de hand, afkomstig van oude jeansbroeken. ‘De denimstof wordt bij onze toeleveraar in de shredder vermalen tot vezels. Die spinnen we hier tot nieuwe garens, die gebruikt worden om hoogwaardige stoffen te weven voor schoenen en kleding, tapijt, tentdoeken, handdoeken... In de twee jaar dat we daarmee bezig zijn, hebben we al 75 ton jeans gerecycleerd. Een deel daarvan wordt verwerkt door HNST, een circulair jeansmerk.

Voor Lietaer is het maar het begin van een kleine revolutie in de textielindustrie, nog altijd een van de meest vervuilende ter wereld. Al enkele jaren maakt de 38-jarige handelsingenieur furore als ambassadrice van duurzaamheid en circulaire productie in de textielwereld. Om die missie uit te dragen richtte ze eind vorig jaar Ariadne Innovation op, een start-up die bedrijven wil helpen om duurzamere en circulaire producten te maken. ‘Dat engagement zit al heel lang in het familiebedrijf, onder meer door het verminderen van het productieafval en het energieverbruik. Maar als lid van de jonge generatie heb ik daar wel een speerpunt van gemaakt. Nu is het een passie.’

Hoe vervuilend en energieverslindend is de textielsector?

Julie Lietaer: ‘In de levenscyclus van textiel wringt het schoentje op vier punten. Om te beginnen bij de productie: bij een grondstof als katoen worden immense hoeveelheden water verbruikt. Voor de veredeling, zoals het verven en het coaten, worden veel water en chemicaliën gebruikt. Ook het wassen - thuis en industrieel - heeft een zware ecologische impact. Het vierde punt is: wat gebeurt er aan het einde van het leven van een stuk stof?’‘Ook qua CO2-uitstoot doen we het niet goed. Textiel, mode en footwear zijn goed voor 5 procent van de uitstoot. Studies van de Ellen MacArthur Foundation wijzen uit dat als we gewoon voort produceren en -consumeren we tegen 2050 op 25 procent uitkomen. Er moet dus iets gebeuren. En met bosjes planten alleen gaan we het niet halen. Dat is goed als marketingstunt.’

Recyclage is maar de laatste stap in een duurzamere productie van textiel.

Lietaer: ‘Zeker, je moet de hiërarchie volgen: reduce, re-use, recycle. Eerst moeten we gewoon minder consumeren. Dat klinkt wat raar uit de mond van een ondernemer, maar toch. Vervolgens probeer je een product te hergebruiken: ben je een kledingstuk beu, gooi het dan niet weg, maar kijk eerst of iemand anders het nog kan dragen. Dat is de reden voor het succes van de Vinted-app (een online marktplaats voor tweedehandskledij, red.), of van kringwinkels en rommelmarkten.’‘Maar er is nog altijd een grote onderstroom van textiel dat niet hergebruikt of herverkocht kan worden. 75 procent daarvan wordt verbrand of belandt op een afvalberg in Afrika. Dan komt recyclage in zicht. Daarbij geldt een onderscheid tussen up- en downcycling. Het tweede - de vezels worden bijvoorbeeld verwerkt tot poetsdoeken of isolatie in auto’s - heeft de laagste prioriteit, maar het is nog altijd beter dan de vezels te verbranden. Met #hackyourjeans willen we de gerecycleerde vezels een tweede leven geven in producten die evenwaardig zijn: een nieuwe broek, nieuwe schoenen, nieuw interieurtextiel. De katoenvezels van de jeans alleen zijn daarvoor niet toereikend, we moeten ze verrijken met andere vezels, zoals ecoviscose of gerecycleerde polyestervezels.

De recyclagetechnologie heeft haar grenzen omdat stoffen vaak uit verschillende soorten garens zijn samengesteld, die niet meer te scheiden zijn tot hun enkelvoudige chemische structuur.

Lietaer: ‘Daarom werken we bij #hackyourjeans alleen met stoffen die minstens 90 procent katoen bevatten. In theorie kan je alle grondstoffen van één stuk textiel scheiden, maar dat kost erg veel. Daarin is een belangrijke evolutie aan de gang met de Fibersort-technologie van onder meer het West-Vlaamse Valvan Baling Systems, die via spectroscopie de vezels van elkaar kan scheiden. Dat staat nog in de kinderschoenen, maar het is de toekomst. Bedrijven zullen die machines pas kopen als ze voldoende return halen op hun investering. Dat is pas het geval als de markt voor elke aparte materiaalstroom groot genoeg is.’

De autosector is vooral door overheidsreglementering in volle transformatie. Hoe belangrijk is normering voor een doorbraak in de textielindustrie?

Lietaer: ‘Het is belangrijk in elke industrie. De overheid is de enige die door verplichte normering de ecologische lat voor alle bedrijven kan gelijkleggen. Door de milieukosten te internaliseren loont het daarop te besparen door innovatie.’‘Ik zie heil in een terugnameplicht voor kledingproducenten, zoals bij huishoudelektro of matrassen. Zo’n verplichting leidt tot innovatie. De eerste gerecycleerde matrassen zijn al op de markt. Al kan je recyclage alleen opleggen als de technologie er klaar voor is.’‘Hoe groter de geografische regio waar die normen gelden, hoe beter. Daarom is de Europese Green Deal zo belangrijk. De overheid moet niet alleen normen opleggen, maar ook het goede voorbeeld geven. De Nederlandse defensie wilde dat een groot deel van haar handdoeken uit gerecycleerd katoen bestaat. Dat was de eerste vonk voor #hackyourjeans.’

Kan die verandering er ook komen zonder een verplichtende overheid?


Lietaer: ‘Ze komt van alle kanten tegelijk. Het is een systemische omslag. Bij heel wat banken of investeerders krijg je geen geld meer als je niet duurzaam bezig bent. Ook de consument verandert razendsnel. De generatie Z (geboren tussen circa 1995 en 2010, red.) is woke. Ze beseft dat we niet meer kunnen consumeren zoals we al decennia doen. Paradoxaal is het ook de generatie die zich graag laat zien via Facebook, Instagram en TikTok, telkens in een nieuwe outfit. Kortom, fast fashion on fast media. Dat verklaart het succes van Vinted: je kan je op een duurzame manier veroorloven veel kleren te hebben die je kort draagt. Die trend zal doorzetten. De grote merken worden gedwongen duurzame starters als HNST te volgen. De verandering gebeurt pas grondig als grote groepen zoals de Zara-moeder Inditex en H&M anders aankopen.

Wordt de niche ooit echt mainstream?


Lietaer: ‘Daar ben ik van overtuigd. Inditex wil op termijn de helft tot 100 procent van zijn omzet halen uit zijn Join life-collectie, die mikt op duurzaamheid en circulariteit. Op de Zara-website kan je van alle kledingstukken info vinden over de productiewijze, de materialen, de toeleveraars... Voor die collecties werken ze enkel met biokatoen, ecoviscose, gerecycleerde polyester en tencel (een duurzame vezel gemaakt van eucalyptushout, red.), en zamelen ze kleding in die niet meer gebruikt wordt. Inditex controleert de certificaten van de materialen in zijn hele toeleveringsketen. Het schakelt daarvoor zelfs blockchain (digitaal register waarin transacties worden bijgehouden, red.) om vervalsing tegen te gaan.’‘Critici roepen vaak dat het greenwashing is, maar het verandert wel degelijk iets. Je kan niet verwachten dat grote bedrijven in één ruk van 0 naar 100 procent duurzaamheid gaan.

Is circulaire kleding niet gedoemd om in hetzelfde hoekje te blijven zitten als biologische landbouw in de voeding?

Lietaer: ‘Lokale initiatieven om snijafval te confectioneren tot nieuwe kleding in het sociaal atelier om de hoek zijn het equivalent van biologische landbouw. Dat zijn prachtige projecten, maar daarmee kan je nooit opboksen tegen H&M of Zara. Een merk als HNST meet zich wel met de grote spelers. Als een HNST-jeans evenveel kost als een jeans van Levi’s of Diesel, er even modieus en sexy uitziet en de belofte van extra transparantie en duurzaamheid heeft, waarom zou de mainstreamconsument daar dan niet voor kiezen?’

Voelt uw bedrijf ESG al de effecten van de duurzaamheidstrend in de bestellingen?

Lietaer: ‘De 75 ton jeans die we met #hackyourjeans hebben omgezet in garens is nog heel niche. Maar onze Green-collectie met gerecycleerde garens groeit met 150 procent per jaar. Ze wordt een steeds groter deel van onze totale productmix.’‘In het circulaire verhaal is het belangrijk een product zo te ontwerpen dat het van bij het begin ecologischer is. Vreemd genoeg hebben we zo’n product al 40 jaar in ons gamma: in de massa gekleurde vezels. Textiel wordt nog altijd vooral geweven van witte garens, waarna het gekleurd wordt in grote baden. Dat water verspillend en chemisch vervuilend proces kan je voorkomen door de vezels bij hun aanmaak te kleuren, zodat ook de garens, de weefsels en de kleding meteen de juiste kleur hebben. Bovendien kosten die garens minder en zijn ze beter bestand tegen verkleuring bij het wassen.’

Waarom wordt dat garen dan niet massaal gebruikt?

Lietaer: ‘De grote weverijen, vaak in Azië, zijn daar niet op voorzien. Hun businessmodel draait rond wit textiel en stukverven. Dat omgooien vergt zware investeringen. Het blijft een niche, ook omdat niet alle materialen, zoals katoen, in de massa kunnen worden geverfd.’

Voelt u in uw netwerk dat andere ondernemers mee zijn?

Lietaer: ‘We staan verder dan de fase van de pioniers en de start-ups. Het zit al in de familiale bedrijven. Tegelijk voel ik dat veel bedrijfsleiders het moeilijk hebben om zich te profileren als een duurzame ondernemer. Er is nog een conservatieve reflex in de textielwereld. Dat voel ik ook persoonlijk: ‘Duurzaamheid in textiel? Dan moet je bij Julie Lietaer zijn.’ Ik heb de luxe gehad om vanuit het familiebedrijf de wereld rond te reizen en te zien waar leveranciers, kenniscentra en machineconstructeurs mee bezig zijn. Zo vergaar je veel kennis en zie je het potentieel.’‘Maar het moet loskomen van één ambassadrice. We hebben het ecosysteem Ariadne Innovation opgericht om bedrijven te begeleiden, te inspireren, te informeren en met partners te connecteren op hun weg naar meer duurzaamheid. De komende vijf jaar dringen jongere mensen door op de niveaus waar de strategische keuzes gemaakt worden. Ik hoop dat tegen 2025 20 procent van de textielproducten in de wereld duurzaam en circulair is, tegen 2030 50 procent en tegen 2050 100 procent. Ook al wordt dat moeilijk. (lacht) We mogen ambitieus zijn, hè?


Ziet u die duurzaamheid doordringen in ander sectoren?

Lietaer: ‘Ik denk het wel. Ook die moeten voorbij een paradox. De energiesector wil naar groene energie én uit kernenergie stappen. Dat is de langetermijnvisie. Maar om daar te raken moeten we eerst gascentrales bouwen, die op fossiele brandstof draaien en extra CO2-uitstoten. Ik zie daar geen probleem in als dat toelaat het uiteindelijke doel te bereiken. Zulke trade-offs, daar zijn bedrijfsleiders goed in. En dat is wat ik wil doen. Ik wil niet per se op de barricaden staan of een beeldenstormer zijn, maar gewoon tonen dat je met innovatieve industriële producten impact kan hebben.’


Volledig artikel: https://www.tijd.be/dossiers/d...